Lapierre, François (1832-1901) et fils
François Lapierre (1832-1901) was net als zijn vader, tuinbouwer te Montrouge, een gemeente in de buurt van Parijs. In deze gemeente richtte hij een kwekerij op in ‚Rue de Fontenay, 11‘.
Tussen 1877 en 1892 bekwam hij drie aardbeirassen : ‚Juliette Lapierre‘, genoemd naar zijn dochter Juliette (1875-1968), ‚Président Carnot‘ een ideaal ras voor confituur bereiding en dan : ‚La France‘ de populairste van de drie : tussen 1888 tot WO II vinden we haar vermeld in bijna elk Frans zaadhuis van betekenis : E. Forgeot en Vilmorin-Andrieux uit Parijs, Louis Gauthier uit Caen, Charles Molin uit Lyon, Armand Millet uit Bourg-la-Reine, Rivoire uit Lyon, Cayeux-Leclerc uit Parijs….
Ze werd ook beschreven en geïllustreerd in ‚Section Pomologique : Les Meillieurs Fruits au début de XX° siècle, variétés fruitières recommandées‘ uit 1907, eveneens in de tweede uitgave uit 1928.
In zijn beginjaren ontwikkelde François ook enkele ‚semperflorens‘(vier-jaargetijden) rassen : ‚Belle de Montrouge à fruits rouges‘ ‚‚Belle de Montrouge à fruits blancs‘ en later ‚Gaillon Rouge Amélioré‘.
Hij stierf op 68 jarige leeftijd.
Zijn goede vriend en tevens aardbeikweker Armand Millet zal als eerbetoon een aardbei aan hem opdragen : ‚Souvenir de Lapierre‘ (1901)
Nog een vierde creatie is ‚Odette‘ (1903) maar die is vermoedelijk bekomen door zijn zoon Eugène Lapierre (1869-1909).
Zijn populairste aardbei 'La France ' uit respectievelijk catalogus 'Gaujard-Rome-1935 en E. Forgeot-1890-
Uit Section Pomologique : Les Meillieurs Fruits au début de XX° siècle, variétés fruitières recommandées‘ uit 1907
Tekst uit catalogus Thiebaut-Legendre-1897-
'Président carnot' uit Raymond Brunet -1902-
Uit Revue Horticole-Paris-1877-
'Odette' uit The Garden-1903-vermoedelijk bekomen door zijn zoon Eugène Lapierre (1869-1909).
Illustratie uit catalogus Millet-1898-
Bekomen rond 1875 door F. Lapierre, horticulteur-pépiniériste , rue de Fontenay, 11 à Montrouge, een gemeente in de buurt van Parijs (F)
Een zaailing uit een andere alpine variëteit 'Janus'.
Bijzonder aan dit ras zijn de 'opgerichte' stengels, zodanig dat de vruchten boven de bladeren uitsteken en niet in contact komen met de aarde (vruchten blijven proper, gaan minder snel rotten, rijpen sneller en zijn makkelijk te plukken)
"Belle couleur rouge avec graines allongés, saillantes; chair très fondante, de saveur rélevéeet très agréablement parfumée. Très fertile ! Au moment ou nous écrivons (22 octobre), elle est encore couverte de fleurs et de fruits à différents états"
-------Revue Horticole-Paris-(F)-1876-